Chauffeur opent motorkap

Op het erf van transportfirma Philipse is van alles aan de hand. Vertwijfeld maakt een chauffeur de motorkap van zijn vrachtauto open. 
In een vette rookwolk heeft de motor het begeven. Als de rook is opgetrokken sluit de chauffeur de klep weer.

Chauffeur opent motorkap (1994)

We bekijken de werking van het geval van motorpech als de chauffeur licht voorover staat, met de rechter hand vast onder aan de motorkap en de linker arm losjes op het spatbord. Beide armen scharnieren aan de schouder van de chauffeur en zijn bovenlijf scharniert in de heupen, met beide benen vast aan de grond.

Bij T = 0 geeft motor M met een krukas een halve slag. Hefboom A scharniert om een vast punt (V). Tegelijk als het staaldraadje B – BI de motorkap – waar de rechter arm van de monteur aan vast zit – omhoog tilt, drukt het uiteinde van A het membraan (C) op de rookpot naar beneden.
Doordat de rechter arm van de chauffeur in een boog beweegt ten opzichte van het scharnier van de motorkap, gaat zijn schouder even naar achteren. Daardoor beweegt ook de linkerarm heen en weer alsof er aan de motor wordt gesleuteld. In de schets zijn de bovengrondse verhoudingen uitvergroot ten opzichte van de verhoudingen onder de tafel.

De onderkant van de rookpot (PVC ø 125mm) is een schroefdeksel (F) en dient als vloeistof reservoir. De rookgenerator is vast in het schroefdeksel gelijmd en produceert constant rook.
Bij elke slag wordt een hoeveelheid rook via een slang door de open motorkap (E) naar buiten geblazen. De overtollige rook blijkt te condenseren en blijft dus in het reservoir. Door het grote oppervlak is het vloeistofniveau vrijwel constant.